Jongeren (12-18) halen weleens kattenkwaad uit, dat mag. Maar soms gaan ze verder en doen ze dingen die écht niet mogen volgens de wet. Dat heet een strafbaar feit plegen. De kans is groot dat de jongere dan aangehouden wordt door de politie. Als tegen een kind een proces-verbaal wordt opgemaakt vanwege een strafbaar feit of als een jongere in verzekering wordt gesteld, dan brengt de politie de Voogdijraad op de hoogte.
Bij kleine vergrijpen kan de politie besluiten jongeren tussen 12 en 18 jaar door te sturen naar Halt. Daar krijgen ze de kans hun strafbare gedrag recht te zetten en een strafblad te voorkomen.
Wat gebeurt er na de aanhouding?
Als de politie een jongere verdenkt van het plegen van een strafbaar feit, houdt de politie hem aan en neemt hem voor verhoor mee naar het politiebureau. Voorafgaand aan dat verhoor heeft de jongere het recht om met een advocaat te praten. De politie regelt een advocaat voor de jongere.
Tijdens het verhoor probeert de politie alles te weten te komen over het strafbare feit. De politie stelt vragen. De jongere hoeft hierop geen antwoord te geven. Tijdens dit verhoor is de advocaat en/of ouder aanwezig. De politie mag een minderjarige niet verhoren als er geen ouder of aangewezen volwassene of vertrouwenspersoon aanwezig is.
De politie schrijft alles op wat de jongere vertelt. De jongere moet dit lezen en zeggen of het klopt. Ook kan de politie getuigen en slachtoffers verhoren. Alle verhoren komen in het proces-verbaal.
Als het proces-verbaal af is, mag de jongere meestal naar huis. Hij krijgt later van de officier van justitie te horen hoe het verder gaat. De officier van justitie ontvangt het proces-verbaal. Hij overlegt als dat nodig is met onder andere de Voogdijraad. Die adviseert de officier van justitie over te nemen stappen. Als de officier van justitie besluit tot vervolging, dan vraagt hij/zij de Voogdijraad om een onderzoek.
Als de politie de jongere na het verhoor langer wil vasthouden, moet de politie toestemming vragen aan de officier van justitie. De officier van justitie verhoort de jongere en kijkt of het voor het strafonderzoek nodig is om de jongere langer vast te houden. Ook bij dit verhoor mag een advocaat aanwezig zijn.
Als de officier van justitie vindt dat de jongere langer vastgehouden mag worden, dan wordt de jongere in verzekering gesteld. Dit betekent dat de jongere nog 3 dagen vast kan blijven zitten. De officier van justitie geeft dit door aan de Voogdijraad. De Voogdijraad doet dan binnen 3 dagen het onderzoek naar de jongere en zijn gezinssituatie.
De Voogdijraad doet onderzoek om de officier van justitie en de rechter te informeren over de jongere en zijn (gezin)situatie. Een raadsonderzoeker voert gesprekken met kind, ouders en anderen die het kind goed kennen. De raadsonderzoeker komt dan bij de jongere thuis of op het politiebureau. Hij onderzoekt wat het risico is dat de jongere opnieuw iets zal doen dat strafbaar is.
De raadsonderzoeker geeft advies aan de officier van justitie of aan de rechter over de straf of de hulp die opvoedkundig het beste past bij de jongere en het strafbare feit. De bedoeling is dat de jongere er wat van leert en in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt.
Na het advies van de Voogdijraad kan de officier van justitie besluiten om zelf een straf op te leggen of om de jongere te dagvaarden. Als hij zelf een straf oplegt, dan krijgt de jongere een taakstraf of een geldboete en daarnaast mogelijk begeleiding door de jeugdreclassering. De jongere hoeft dan niet naar de rechter.
Indien de officier van justitie de jongere dagvaart, dan moet de jongere voor de rechtbank verschijnen. Dit hangt af van de ernst van het strafbare feit en of de jongere al vaker een strafbaar feit heeft gepleegd. Ernstige feiten zijn bijvoorbeeld: zware mishandeling, roofoverval en woninginbraak.
De jongere die gedagvaard is, moet bij een bijeenkomst op de rechtbank verschijnen: een rechtszitting. Ook ouders die het gezag over de jongere hebben, zijn verplicht om naar de zitting te komen. De zitting is bij jongeren niet open voor publiek.
Tijdens de zitting onderzoekt de rechter de zaak. De officier van justitie vertelt waarvan hij de jongere beschuldigt. Daarna stelt de rechter vragen aan de jongere en soms ook aan de ouders. Ook kan de rechter slachtoffers, getuigen en deskundigen horen.
Als de Voogdijraad op de zitting aanwezig is, kan de rechter vragen om een toelichting op het raadsrapport en het advies. Aan het eind van de zitting eist de officier van justitie een straf of een maatregel. De rechter kan gelijk zijn oordeel geven. Als dit niet zo is, geeft hij aan wanneer hij zijn oordeel geeft.
De rechter geeft een oordeel over
- of het feit waarvan de jongere wordt verdacht, bewezen is
- of het feit strafbaar is en om welk strafbaar feit het gaat
- of de verdachte strafbaar is.
Hij bepaalt of er een straf of een maatregel wordt opgelegd en welke dat is.
De jongere en de officier van justitie kunnen tegen dit vonnis in hoger beroep gaan. Als je in hoger beroep gaat, vraag je aan een ‘hogere’ rechter om te kijken of de beslissing wel de goede beslissing was.
