De raadsonderzoeker spreekt met de ouders, met het kind en andere familieleden of betrokkenen.
Als de raadsonderzoeker niet met het kind kan spreken, probeert zij het kind wel te zien. Om een goed beeld van de situatie te krijgen kan de raadsonderzoeker ook bij andere personen informatie inwinnen, zoals mensen die het kind goed kennen, zoals een familielid, de huisarts of een leerkracht. Hiervoor is toestemming nodig van de gezaghebbende ouder(s). Ook kan de Voogdijraad CN justitiële gegevens opvragen, bijvoorbeeld als zij een onderzoek doet voor pleeggezinnen, adoptie of eenhoofdig gezag.
De gesprekken kunnen op het kantoor van de Voogdijraad CN zijn of bij het gezin thuis. De raadsonderzoeker overlegt ook met de gedragsdeskundige en de juridische medewerker, voordat hij het rapport schrijft.