Voorwoord staatssecretaris Alexandra van Huffelen

Niets heeft mijn visie op het Nederlandse slavernijverleden sterker beïnvloed, dan de gesprekken die ik in Caribisch Nederland voerde met scholieren. Jongeren die hardop zeggen zich tweederangs burger te voelen, als ‘minder’ te worden gezien dan hun leeftijdsgenoten in Europees Nederland. Tijdens die gesprekken stond ik oog in oog met de weg die wij nog hebben te gaan.

Zoals het onmogelijk is om in een toespraak werkelijk recht te doen aan een geschiedenis van honderden jaren uitbuiting, marteling en ontmenselijking, zo is het al even onmogelijk om in één pagina het gewicht van de in dit boek gebundelde toespraken te duiden. Toch wil ik een poging doen.

De titel van deze bundel kon niet anders zijn dan Een komma, geen punt. De opvallendste zin in de toespraak van premier Rutte lijkt ook de gemene deler van deze 13 toespraken. Maar het is ook de kern van een uitvoerig debat in het Koninkrijk, en van het beleid dat vorm geeft aan de omgang met deze geschiedenis en de relatie tussen Nederland en Aruba, Curaçao, Bonaire, Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba. Hier wordt geen streep onder het verleden gezet, maar een historische komma. Het omslaan van een bladzijde in een eeuwenoud boek, dat vol is van leed en onrecht, maar waarvan we het volgende hoofdstuk samen gaan schrijven.

Op 19 december maakte minister-president Mark Rutte, namens regering, excuses voor het slavernijverleden. Een door de staat opgericht systeem van 400 jaar kolonialisme, onderdrukking en ontmenselijking, dat eeuwenlang het sociale, economische en politieke fundament vormde onder de Nederlandse samenleving. Ruim 150 jaar na het afschaffen van de slavernij was deze 19e december de dag waarop we kunnen zeggen deze geschiedenis werkelijk onder ogen te zijn gekomen. Met daarbij enerzijds het besef dat we als samenleving te weinig van deze geschiedenis weten, en anderzijds dat het leven van tot slaaf gemaakten vaak niet is vastgelegd. Zo vraagt minister Van Gennip zich op Bonaire af: ‘Als we met de tot slaaf gemaakten mee hadden kunnen lopen, zes uur lang van Mangazina di Rei naar de zoutpannen, welke verhalen zouden we dan horen?’

In aanloop naar deze datum werd nogmaals duidelijk hoe zorgvuldig de behandeling van deze geschiedenis moet zijn en hoe divers de perspectieven zijn. Discussies over de vraag wie nu precies excuses aanbiedt aan wie, waarom dat gebeurt en of dat eigenlijk wel nodig is. Discussies ook over de vorm, de datum en het proces. Ze beheersten lang de berichtgeving en lijken ook in de uitgesproken teksten hun weerslag te hebben gevonden. Dat het proces hier en daar zelfs ‘koloniaal’ werd genoemd is pijnlijk, maar ook een belangrijke les. Het herinnert ons aan het belang van voortdurende dialoog, bijvoorbeeld bij het samen vormgeven van het herdenkingsjaar.

Luisteren, lering trekken en voortschrijdend inzicht omzetten in daden vormen ook een terugkerend thema in deze toespraken. Juist daarom gaan deze excuses niet alleen de nazaten van tot slaaf gemaakten aan, maar ook de rest van de Nederlandse bevolking. Zo staat premier Rutte uitgebreid stil bij het persoonlijke bewustwordingsproces dat hij doormaakte. Dat luisteren, luisteren naar de mensen die het betreft, die deze geschiedenis letterlijk in hun bloed meedragen, is de weg naar een veranderend collectief bewustzijn. Dat is nodig, om samen antwoorden te vinden op uiteenlopende vragen. Over wat er voor nodig is om volwaardig mee te kunnen doen in Nederland, over de toekomst van de Koninkrijksrelaties, over hoe we bewustwording kunnen vergroten en samen een evenwichtige samenleving kunnen vormen. Want, zoals premier Rutte sprak, ‘Eeuwen van onderdrukking en uitbuiting werken door in het hier en nu. In discriminerende patronen van uitsluiting. In sociale ongelijkheid.’

In dat licht is het opvallend te zien hoe concreet het leed van het slavernijverleden hier wordt benoemd. Soms in directe, niet mis te verstane bewoordingen – premier Rutte gebruikt kwalificaties als ‘onmenselijk systeem’ en ‘misdaad tegen de menselijkheid’, terwijl premier Wever-Croes van Aruba spreekt over ‘de identiteit van de geketenden, die door kolonisatie is verpletterd en verminkt.’ Er wordt gesproken over de vreselijke wreedheden: over geseling en marteling, over amputatie en brandmerken. Te lang heeft Nederland weggekeken van de duistere zijden van deze geschiedenis. Betekenisvol omgaan met historisch onrecht vraagt allereerst dat we de gruwelijke details ervan onder ogen durven zien.

Ondubbelzinnig is ook de oproep tot eerherstel voor verschillende verzetshelden. Zo benoemen meerdere sprekers de rehabilitatie van Tula. Premier Rutte noemt de naam van One-Tété-Lohkay, terwijl minister Van der Burg het op Aruba opneemt voor Virginia Dementricia. Zij en vele anderen hebben hun heldhaftige strijd voor een menswaardig bestaan met de dood moeten bekopen, om vervolgens als terrorist te worden weggezet. De uitbarsting van emoties die ik zag toen ik op die 19e december, bij het herdenkingsmonument van de verzetsstrijders in Willemstad, de rehabilitatie van Tula mocht aankondigen, zullen mij altijd bijblijven als één van de meest beladen en bijzondere momenten in mijn loopbaan.

De verhalen van Tula, Gaai en anderen zullen zeker een plek krijgen in het toekomstige Slavernijmuseum. Daarnaast investeert het kabinet in bewustwording en onderwijs over het koloniale en slavernijverleden – ook op de eilanden. Zo wil het kabinet bewerkstelligen dat wij ons als samenleving bewust zijn van het verleden en de doorwerking daarvan in het heden - ‘zichtbaar, onzichtbaar en nog iedere dag merkbaar’, zoals gezaghebber van Bonaire Edison Rijna het verwoordt. In ongelijkheid tussen Europees Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk, in effecten op de fysieke of mentale gezondheid. In Europees Nederland ook in racistische spreekkoren op voetbaltribunes, of in statistieken over arbeidsmarktdiscriminatie. De gevolgen zijn zowel concreet en direct, als complex en ongrijpbaar.

Het onderstreept dat de excuses geen streep zetten onder deze geschiedenis. In plaats daarvan is het een vertrekpunt om, met het herdenkingsjaar in het vooruitzicht, samen te werken aan heling, erkenning en verzoening.