Toespraak premier van Sint Maarten Silveria Jacobs

Beste mensen van Sint Maarten, zowel die in het Noorden als het Zuiden, en onze zusters en broeders op Aruba, Curaçao, Bonaire, Saba en Sint Eustatius en in Suriname, de inheemse bevolking van de regio en de bredere diaspora in het Caraïbisch gebied en de Atlantische wereld.

Ik richt mij vandaag tot u met gemengde gevoelens – en nodig u uit tot een open dialoog over de manier waarop wij dienen te reageren op deze abrupte en geforceerde verontschuldiging voor het ‘slavernijverleden’ van Nederland. Dit is een zaak van historische proporties en een dialoog die allang had moeten plaatsvinden en  ons allen raakt en emotioneert. Waarom gemengde gevoelens, vraagt u zich misschien af. Enerzijds omdat de ernst van de aangelegenheid – als dit oprecht is – mij niet is ontgaan, vooral gezien de recente publieke verklaringen over dit onderwerp. Anderzijds omdat de wijze waarop wij vandaag op dit punt zijn beland, onoverzichtelijk is en talloze risico’s met zich meebrengt voor de verwezenlijking van een waarachtig rechtsherstel voor diegenen die hebben geleden onder de trans-Atlantische slavenhandel, de slavernij van onze voorouders en het daarop volgende racisme, de marginalisatie en het kolonialisme in de relaties en instituties binnen het Koninkrijk.

Samen met mijn collega’s in het Nederlands-Caraïbisch gebied word ik gedwongen onze traumatische geschiedenis onder ogen te zien volgens het tijdschema dat Nederland  heeft vastgesteld. En omdat deze diepgevoelde sentimenten meer emoties oproepen dan men in een postkoloniale omgeving geacht wordt te uiten, ben ik genoodzaakt via toespraken en formaliteiten  gerechtigheid  voor onze voorouderlijke pijn te krijgen. Namens de ministerraad heb ik de staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties van Nederland en het parlement en het volk van Sint Maarten laten weten dat wij nog niet zover zijn dat wij de verontschuldiging kunnen aanvaarden of afwijzen. Vandaag blijf ik bij dat standpunt, ondanks de manier waarop de Nederlandse pers het verhaal over dit thema probeert te verdraaien om diegenen in Nederland te rechtvaardigen die deze verontschuldiging willen ondermijnen en politieke controle willen  afdwingen.

Gedurende onze vele discussies sinds 6 september, toen men in de eerste vergadering gedwongen werd om naar ons te ‘luisteren’, is uitgelegd dat dit niet de manier is waarop een dialoog over een onderwerp van zulke enorme proporties gevoerd dient te worden. Herhaaldelijk is het gevoel  uitgesproken dat het niet van goede smaak getuigt om vaart te zetten achter een verontschuldiging, voordat er een behoorlijke dialoog heeft plaatsgevonden, zonder het gepaste respect voor de gevoelens van degenen aan wie de verontschuldiging is gericht: de nazaten van mensen die hebben geleden onder de meest verwoestende misdaad tegen de mensheid. Toch zijn we hier vandaag.. We horen  een verklaring die tot nu toe gehuld was in geheimzinnigheid over de werkelijke motieven, de noodzaak tot haast en de significantie van de gekozen datum. Mijn vraag blijft: waarom de haast? Waarom de plotselinge verandering van gedachten? Waarom geen gepaste dialoog met ons, afstammelingen van tot slaafgemaakten, om vast te stellen wat een betekenisvolle en oprechte verontschuldiging minimaal zou moeten inhouden? Hoe zullen deze stappen, die zijn gezet zonder rekening te houden met de wijze waarop ze zouden overkomen, de fragiele relatie met het Koninkrijk beïnvloeden?

Als mensen van kleur, en in het bijzonder als nazaten van tot slaafgemaakten, worden wij er nadrukkelijk van weerhouden slavernij en dekolonialiteit op onze eigen wijze te benaderen., We worden  ontmoedigd om emoties te tonen en aangespoord om rationeel te blijven, terwijl we dit trauma bezien door de logische bril en statistieken van het Westers-imperialistische paradigma. Het ontkennen van de nabijheid van deze voorouders tot onze menselijkheid is hetzelfde instrument dat zij gebruikten om de ontmenselijking van onze voorouders te rechtvaardigen. Daarom kan onze benadering van schadevergoeding en dekolonialiteit niet worden gestoeld op datzelfde paradigma. Hoe wij herstelbetalingen aan de orde stellen, is niet minder belangrijk dan dat wij herstelbetalingen aan de orde moeten stellen. Kortom, een verontschuldiging kan nooit louter onder de voorwaarden van een eurocentrisch paradigma plaatsvinden. Dat zou niet alleen oefening van koloniale gehoorzaamheid zijn, maar ook een onvermogen om werkelijk begrip en empathie te voelen voor de mensen die in het verleden tot eigendom zijn gedegradeerd, dus als minder dan menselijk werden beschouwd.

Daarom is het van groot belang dat de instrumenten en woorden die worden gebruikt in de dialoog omtrent een verontschuldiging voor de wreedheden die het tot slaaf maken van onze voorouders inhield en de daaruit voortvloeiende herstelbetalingen een vorm aannemen die door ons publiek wordt begrepen. Momenteel is de regering van Sint Maarten bezig met het samenstellen van een adviescomité Slavernijverleden, Genoegdoening en Herstelbetalingen om zo te komen tot echt onderzoek naar, betrokkenheid bij en discussies door en met de bevolking en diaspora van Sint Maarten. Dit zal ervoor zorgen dat we een duidelijk beeld krijgen van de werkelijke schade, zodat we kunnen aangeven welke acties nodig zijn om die schade te herstellen. Dus voor Sint-Maarten zijn de verklaringen van vandaag slechts het begin van een dialoog waarin wij een leidende rol moeten en zullen spelen.

Nederland heeft voorgesteld een fonds van tweehonderd miljoen euro in het leven te roepen ten behoeve van voorlichting en bewustwording, en een investering van 27 miljoen euro voor de bouw van een slavernijmuseum. Deze instelling, gebouwd op Europese bodem, moet de bevolking van Nederland bewust maken van de Nederlandse wreedheden tijdens hun Gouden Eeuw. Ogenschijnlijk kan een dergelijke onderneming  worden opgevat als een erkenning van de onwetendheid over het onderwerp slavernij en kolonialisme. Hoe kan een land dat zelf toegeeft in onwetendheid te verkeren over zijn eigen koloniale gewelddaden, de voorwaarden voor een verontschuldiging, laat staan voor herstelbetalingen, bepalen?  Hoe kan een land zich verontschuldigen voor iets waarover het zelf toegeeft zo weinig te weten, een land dat pas recentelijk de noodzaak voor de huidige maatregelen heeft ingezien? Opnieuw zien we hier een manier  van eurocentrisch denken, waarbij het gevaarlijk  en onverantwoordelijk is om deze verontschuldiging te stoelen op eurocentrische dogma’s en aanspraken.

Wat voor Nederlanders de Gouden Eeuw was, was voor ons een catastrofe. Door zwarte en inheemse mensen van kleur en de Caraïbische geschiedenis uitsluitend te plaatsen  in het licht van kolonialisme, wordt  roekeloos  het idee bestendigd dat onze verhalen en identiteiten alleen bestaan in relatie tot de kolonisator. Voorafgaande aan de formulering van de voorwaarden voor schadevergoeding moet ons de tijd en ruimte worden gegund om weer in contact te komen met een geschiedenis buiten het kolonialisme. Hoe kunnen wij onder het mom  van institutioneel veroorzaakt geheugenverlies door koloniale pedagogische schoolsystemen weten welke herstelbetalingen wij moeten eisen als de meesten van ons zich niet meer herinneren wie wij zijn? De problemen en werkelijke implicaties van verontschuldiging en genoegdoening zijn veel complexer dan iemand van ons alleen kan bevatten. Daarom richt ik mij niet alleen tot mijn eigen broeders en zusters in het Caraïbisch gebied, en dan met name die van de CARICOM en de Caribbean Reparations Commission, die bereid zijn ons in dit proces bij te staan, maar ook tot onze broeders en zusters op het Afrikaanse continent.

De greep die de West-Indische Compagnie (WIC) ooit op de slavenhandel had, heeft repercussies die landsgrenzen overstijgen, zowel in het verleden als het heden. Via WIC-entrepots voor de slavenhandel op Curaçao en Sint Eustatius werden vele van onze voorouders door de Nederlanders van en naar plekken verscheept die zich in landen bevinden die buiten de officiële Nederlandse verontschuldiging vallen. Met andere woorden, de Nederlanders zijn niet alleen maar excuses verschuldigd aan hun Nederlands-Caraïbische ingezetenen. Door alleen stil te staan bij de zichtbare overblijfselen van het Nederlandse imperialisme in het hedendaagse politieke landschap, verzuimt deze verontschuldiging het verleden onder ogen te zien en gaat tegelijkertijd voorbij aan de ware omvang van het koloniale geweld van Nederland. Met deze gedachte kijk ik uit naar de uitkomsten van het onderzoek van de Koning naar de bijdrage van de koninklijke familie bij het tijdperk van het tot slaaf maken van Afrikanen en de trans-Atlantische slavenhandel.

Vertrouwen wordt opgebouwd, niet geëist. Verontschuldigingen zonder daden dienen slechts om de dader met minimale repercussies zijn schuld kwijt te schelden. Als voorstel om een verontschuldiging te laten voorafgaan door daden, heb ik formeel verzocht deze daden schriftelijk vast te leggen. Tot mijn ontsteltenis, hoewel niet mijn verrassing, wordt mijn verzoek door de Nederlandse staat afgewezen totdat Nederland bereid is een verklaring af te geven, aangezien de respons op het rapport en de daaropvolgende verklaring pas op vrijdag 16 december jl. door de Nederlandse regering is goedgekeurd. Documentatie vereist transparantie, en deze transparantie is van cruciaal belang voor het dekolonisatieproces. Transparantie helpt licht te werpen op machtsstructuren en -ongelijkheden. Vandaag de dag wordt dat geïllustreerd door kortzichtige voorstellen voor koloniale herstelbetalingen alsook door de kosten die de eilandstaat Saint Martin heeft gemaakt om na deze geforceerde verontschuldiging een bezoek van de Nederlandse koninklijke familie te organiseren.

Wil deze verontschuldiging vandaag de dag oprecht zijn, dan moet zij voortkomen uit het besef dat slavernij en kolonialisme de economische en sociale ontwikkeling van ons volk hebben ondermijnd. Zoals afgelopen week in diverse nieuwsmedia is bericht, wordt het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken gekenmerkt door institutioneel racisme. Collega’s op het ministerie hebben naar Afrikaanse landen verwezen als ‘apenlanden’, terwijl recente pesterijen en geweld van de kant van inwoners van Staphorst tegen vreedzame demonstranten van Kick Out Zwarte Piet het zoveelste voorbeeld zijn van racisme in Nederland. Het is duidelijk dat discriminatie en institutioneel racisme binnen Nederland op alle niveaus van de samenleving en haar organisaties bestaan. Dus zijn voorlichting en bewustwording op alle niveaus dringend noodzakelijk.

Deze inherente vooroordelen en vormen van racisme en/of discriminatie zijn systemisch en verborgen; en ze ondermijnen niet alleen de sociaaleconomische positie van de afstammelingen van bezitsslavernij, maar ook  de psyche, de geest en de ziel van deze personen. Volgens de theorie van het ‘post-traumatische slavensyndroom’ (PTSS) is het trauma van de slavernij in ons DNA gegrift en van generatie op generatie overgeleverd. PTSS is een direct gevolg van de onderdrukking van vele generaties van Afrikanen en hun afstammelingen gedurende eeuwen van bezitsslavernij. Als wij echt willen praten over herstel, verzoening en genoegdoening, moeten wij eerst de PTSS identificeren en aanpakken die nog steeds in onze samenleving heerst.

Ter afsluiting zou ik graag willen benadrukken dat de financiële hulp en leningen die tot dusver door Nederland zijn verstrekt, nooit mogen worden opgevat als onderdeel van herstelbetalingen die als gevolg van de verwachte excuses verschuldigd zijn. Herstelbetalingen en hulp als gevolg van crises zijn in een oprechte verontschuldiging niet in één adem te noemen. Met betrekking tot zelfbeschikking en het kiezen van onze eigen weg binnen het Koninkrijk der Nederlanden zijn we in historisch opzicht in de gelegenheid geweest koloniale gehoorzaamheid in te ruilen tegen hulp en leningen. Dat gebeurde na de verwoestingen door orkaan Irma in 2017 en gedurende de COVID-19-pandemie. Ik hoop dat een oprechte verontschuldiging ook de erkenning van het recht op zelfbeschikking en het bewandelen van onze eigen weg inhoudt. Nu wij streven naar een nieuw dekoloniaal tijdperk van gelijkwaardigheid en gelijkheid, zou koloniale ongehoorzaamheid niet langer dienen te worden bestraft.

De regering en het volk van Sint Maarten zullen zich vandaag niet voor het blok laten zetten om de verontschuldiging hetzij te accepteren hetzij af te wijzen.

Dank u voor uw tijd en voor uw aandacht.