Toespraak gezaghebber Jonathan Johnson op Saba

Bijna 160 jaar geleden werd de voorouders van velen die hier vandaag zijn, een proclamatie voorgelezen. In die proclamatie werd ze teruggegeven wat in de moderne tijd wordt erkend als een fundamenteel mensenrecht: het recht op vrijheid. Maar helaas ging die vrijheid niet gepaard met de rechten en privileges die wij in onze beleving als burger, erkennen als belangrijk onderdeel van een vrije en democratische samenleving: een leven zonder discriminatie waarin iedereen gelijke kansen heeft.

Velen van ons hebben in de loop der jaren het verhaal gehoord dat de slavernij op Saba niet zo erg was. Hoewel we niet weten waar dat idee vandaan komt, weten we wel dat deze mythe, die tot op de dag van vandaag voortleeft, de hardnekkigste is over de slavernij op ons eiland. Hoe vernederend is het om als afstammeling van tot slaaf gemaakten te moeten horen dat de traumatische ervaringen van je voorouders, nadat ze een van de grootste misdaden tegen de menselijkheid hadden overleefd, niet zo erg waren. We weten dat velen van hen, nadat ze de berichten over de bevrijding op andere eilanden hadden gehoord, niet gingen afwachten tot ook zij in vrijheid werden gesteld. In plaats daarvan zijn ze actief op zoek gegaan naar een manier om naar de kust te gaan waar alle mannen en vrouwen, ongeacht hun huidskleur, al vrij waren. Hun verlangen om aan hun beperkende omstandigheden te ontsnappen, is in tegenspraak met het onware verhaal dat nu de ronde doet, dat de tot slaaf gemaakte mensen op Saba zogenaamd geluk zouden hebben gehad. 

We moeten het ook hebben over de gevoelens van degenen binnen onze gemeenschap die vinden dat een groot deel van onze geschiedenis maar vanuit één perspectief wordt verteld, en dat het andere perspectief, vooral vanuit de slavernij, verborgen blijft of niet wordt onderzocht. Slavernij is een onuitwisbare smet op de geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden en heeft ons gedeelde verleden op dit eiland besmeurd. Als gevolg van dit bezoedelde verleden zitten velen in onze gemeenschap met vragen, veel daarvan nooit gesteld, bijna allemaal onbeantwoord. Om als volk verder te kunnen, moeten we deze ingewikkelde kwesties onder ogen zien en ermee aan de slag gaan.

Een van de belangrijkste daarvan is onze strijd tegen de rassenongelijkheid, ongetwijfeld een ongewenst overblijfsel van onze koloniale erfenis. Het doet ons pijn te moeten erkennen dat degenen die afstammen van tot slaaf gemaakte personen, niet altijd het gevoel hebben dat ze rechtvaardig zijn behandeld. En hoewel we als gemeenschap recent stappen hebben gezet om hier wat aan te doen, hebben we nog veel werk te verzetten om de heling compleet te maken.

Als overheid hebben we bovendien een verantwoordelijkheid bij het scheppen van kansen en te zorgen dat iedereen die aan de maatschappij wil deelnemen, het gevoel heeft dat hij evenveel kans maakt. Dit is in overeenstemming met de aanbevelingen in het ‘position paper’ dat Saba heeft ingediend als input voor het rapport ‘Chains of the past’. In dit rapport wordt opgeroepen tot onderwijs, academisch onderzoek, genealogisch onderzoek, diversiteitstraining, verontschuldigingen aanbieden en herstelrecht. Stuk voor stuk redelijke verzoeken die volgens mij allemaal moeten worden ingewilligd. Maar daarvoor is betrokkenheid, financiering en follow-up nodig, niet alleen van ons, maar ook van de nationale regering. En de gemeenschap moet ons aanspreken op onze verantwoordelijkheid.

Een andere aanbeveling uit dit rapport die wij als regering willen uitvoeren, is om vanaf 1 juli 2023 ‘Emancipation Day’ uit te roepen tot een nationale feestdag. Op deze feestdag zullen we herdenken en vieren, met alle eerbetoon passend bij de nagedachtenis van degenen die dit hebben meegemaakt en overleefd. Op die dag zijn wij deelgenoot van hun legaat van vastberadenheid en verzet. 
Hoewel het kabinet erkent dat het Nederlandse bewind een rol heeft gespeeld in de slavernij, moeten we verder erkennen dat er in onze gemeenschap problemen zijn, waar de erfenis van de slavernij van invloed op is geweest. Als we willen bijdragen aan sociale vooruitgang in onze samenleving, moeten we de vorming van hechte gezinnen verbeteren en ervoor zorgen dat alle gezinnen hiertoe in staat worden gesteld. Daarom wordt in het rapport over Saba ook een appél gedaan op herstelrecht. Want als we niet eerst herstellen wat kapot is, kunnen we niet verder.

We moeten meer doen om de armoede te bestrijden op ons eiland, want die is hier veel groter dan in Europees Nederland. Het valt niet te ontkennen dat ook dit een uitvloeisel is van ons koloniale verleden. 
En natuurlijk moet de discussie over de gezondheid van onze bevolking, die ook in verband kan worden gebracht met ons verleden, ook gaan over betere toegang tot de gezondheidszorg. Gezinnen en kwetsbaren  zouden zich geen zorgen moeten hoeven maken over het bureaucratische systeem, dat geacht wordt bij te dragen aan ons welzijn, maar daar vaak veel moeite mee heeft.

De reactie van het kabinet vandaag is niet het slot van een donker hoofdstuk in de geschiedenis van ons Koninkrijk, we moeten het zien als een nieuw begin. Het begin van een lange en voor velen hobbelige weg naar zinvolle verandering. In elke relatie is het belangrijk om te praten over de zaken die je graag wilt veranderen. Maar nóg belangrijker is die veranderingen ook echt in daden om te zetten. Veel mensen maken zich zorgen over wat er na vandaag gaat gebeuren, en terecht. Dit rapport mag niet in een historisch gebouw in Den Haag, op de plank komen te liggen bij alle andere documenten in die enorme bibliotheek. Want het heeft verwachtingen gewekt en die verwachtingen moeten worden ingelost.

Beste Sabanen, we kunnen het verleden niet veranderen, maar ook niet meer negeren. Net zoals elke zonsopgang een nieuwe dag aankondigt, krijgen we vandaag de kans om stappen vooruit te zetten. Ik sluit af met de woorden van James Baldwin, die ook in de uitnodiging stonden voor de bijeenkomst van vandaag: ‘Niet alles wat onder ogen wordt gezien, kan worden veranderd. Maar iets kan pas worden veranderd, als het onder ogen wordt gezien.’